Dorpen botsen op hun ruimtelijke limieten doordat er steeds meer woningen op een klein oppervlak gebouwd worden. Bewoners hebben nood aan scholen, speeltuigen en mogelijkheden op het gebied van mobiliteit, ook daar is ruimte voor nodig.
In dit artikel in De Morgen lezen we hoe vooruitziende burgemeesters van o.m. Lille, Holsbeek en Vosselaar bepaald hebben dat het uitgangspunt bij bouwaanvragen is dat er één woning per perceel moet komen. Enkel wanneer een appartement een meerwaarde kan zijn voor de buurt, kan er van die regel worden afgeweken.
Appartementen zijn nu het meest voorkomende woningtype. Dit heeft veel te maken met de professionalisering van de vastgoedmarkt. Zo lezen we in het artikel: “Ontwikkelaars zijn steeds ambitieuzer en willen hun gronden graag zo veel mogelijk laten opbrengen. Wie erin slaagt om op de plek waar ooit een gezinswoning stond een appartementsgebouw neer te poten, passeert meerdere keren langs de kassa.” Daarbij komt dat er tegen 2050 in Vlaanderen 450.000 huishoudens bijkomen, zij zullen allemaal een plek moeten vinden op de nu al krappe en dure huizenmarkt. Dus verdichting komt er sowieso aan.
Maar verdichting is geen kwestie van ergens wat extra flatgebouwen in elkaar flansen. Als meer mensen op eenzelfde oppervlakte komen wonen, moet er ook geïnvesteerd worden in kwalitatieve openbare ruimte en dienstverlening. Nieuwe bewoners hebben bijvoorbeeld ook nood aan kinderopvang of parkeerplaatsen.
Verdichting wordt vaak geassocieerd met hoogbouw, maar dat hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Erik Wieërs, Vlaams Bouwmeester: “Er zijn veel manieren om woningen te stapelen, je moet daarbij op zoek gaan naar een evenwicht tussen gedeelde ruimte en privéterrein.” Die collectieve insteek brengt wel degelijk voordelen met zich mee. Mensen die een berging, verwarmingsinstallatie of tuin delen besparen geld. Op die manier komt er ook openbare ruimte vrij.
Over dichtere woonkernen nadenken, voelt behoorlijk abstract aan. Wie hier een beeld wil van mogelijkheden, kan de blik op Zwitserland richten, waar een aanzienlijk deel van de vastgoedmarkt in handen is van wooncoöperaties. Mensen kopen een aandeel en verwerven daarmee het recht om in een gebouw te wonen. Wanneer de levensomstandigheden van een coöperant veranderen en diens kinderen gaan bijvoorbeeld het huis uit, wordt verwacht dat die persoon naar een wat kleinere woonunit binnen de coöperatie verhuist. Op die manier hebben mensen te allen tijde een woning die op hun behoeften aansluit en vermijden ze het bekende scenario waarin ouderen plots met een afgeleefd huis blijven zitten dat veel te groot is. De wooncoöperatie neemt ook een belangrijk probleem weg dat mensen tegenhoudt om in een flatgebouw te wonen. Als er bijvoorbeeld nood is aan een energietransformatie binnen het gebouw, hoeft er geen bewonersraad samengesteld te worden om eindeloos te discussiëren. De coöperatie kan de knoop doorhakken en het nodige doen zonder dat de kost voor individuele bewoners zwaar doorweegt.
Bron: demorgen.be
Wil je hier meer over weten? Coop Tour Genève
Liever filmpjes dan tekst?
Wooncoöperaties: coöperaties hebben het vermogen om zelf na te denken
Wooncoöperaties: het coöperatief model creëert een gevoel van verlangen
Wooncoöperaties: werken op buurtniveau is werken aan de samenleving
Melancholie naar het dorp? Het Dorp (youtube.com) van Wim Sonneveld