De Morgen schetst de fantastische voordelen van coöperatief wonen, maar ook de vele uitdagingen.
"Soms denk ik: ik leef hier echt een beetje boven mijn stand", lacht Charlotte Pattyn (31). In dit fraaie herenhuis, vlak bij Gent-Sint-Pieters, betaalt ze evenveel als in haar vorige huurhuis, maar wel met veel betere kwaliteit.
Aan dat plekje hangt wel een complexe infobrochure vast van wooncoop, de organisatie die het gebouw beheert.
Er worden daarbij verschillende scenario's geschetst, vertrekkend vanuit een waarde van de unit van 163.910 euro, ongeveer de optelsom 'grond + kamer + gedeelde ruimtes'. Leg je dat volledige bedrag op tafel, dan is de maandlast nog 68 euro, de beheerkosten. Kun je 'slechts' 27.318 euro op tafel leggen - 17 procent is namelijk de ondergrens - dan betaal je maandelijks 652 euro, een bedrag waarin ook een zekere opbouw zit verrekend: als je na twintig jaar het pand weer zou verlaten, dan doe je dat niet met die initiële 17 procent op zak maar met ongeveer twee derde van de woningwaarde, die wellicht is gestegen.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar mijn hoofd begint er lichtjes van te duizelen. Want wat is dit nu: kopen of huren? Karel Lootens, één van de oprichters van wooncoop, snapt dat ik het niet zo goed snap: "We hanteren als maatschappij een veel te nauwe definitie van eigendom. Die harde lijn tussen huren en kopen hoeft er niet te zijn."
Aan bewoners en/of hun achterban - een familielid, vriend of suikeroom die bijspringt - die een 'faire woonkost' nastreven en misschien ook iets willen opbouwen. Voor de rest van de middelen klopt wooncoop aan bij twee bronnen: enerzijds de bank, anderzijds burgers die in ruil voor een beperkt rendement willen investeren en impact willen hebben. Het 'sympathieke' doel: wonen betaalbaar én duurzaam houden voor iedereen.
"Na vijf jaar hebben we de kaap van 25 miljoen euro kapitaal gerond", zegt Lootens met enige trots. Met dat geld koopt en onderhoudt wooncoop panden. Intussen staat de teller op 267 wooneenheden, verspreid over Vlaanderen maar vooral in (rand)stedelijk gebied. Een groot deel van die eenheden zit nog in de vergunnings- of bouwfase, en bijna altijd gaat het om vormen van collectief wonen.
Een niche dus, maar het idee van wooncoop resoneert, zegt Lootens. Lokale besturen zoals Sint-Niklaas, maar ook Hove stappen mee in het verhaal, en grootbanken bergen stilaan hun scepsis op. "Twintig jaar geleden was dit nooit gelukt", zegt Lootens. "Er is vandaag een momentum voor een nieuw model." De 'anders' die hij voorstelt, klinkt dan misschien wel sympathiek, maar wooncoop botst evengoed op dezelfde grenzen waar private ontwikkelaars op botsen als ze woningen willen realiseren: een verzadigde markt, bezwaren van de buurt en complexe vergunningsprocedures. Vastgoedontwikkelaar Lorenzo Van Tornhaut (VT-Invest) stelt dat "de benadering van wooncoop zeker en vast een toegevoegde waarde heeft", maar stelt zich ook vragen bij de overlevingskansen: door de stijgende rente is geld lenen bij de bank een pak duurder, en is er dus verhoudingsgewijs meer nood aan burgerkapitaal om een gezonde balans te bewaren.
De oplettende lezer zal opmerken dat het woord 'coöperatie' nog niet gevallen is, hoewel wooncoop - de naam zegt het al - er natuurlijk een is. Daar is een reden voor. "Als je mensen het idee achter een coöperatie uitlegt, zonder het woord coöperatie te gebruiken, is het merendeel erg enthousiast", zegt Matthias Staessens (Montpellier Business School), die doceert over sociaal ondernemerschap. In landen als Zweden of Zwitserland zijn wooncoöperaties vrij ingeburgerd, hier lonkt al snel het stigma van de geitenwollensok.
Bron: demorgen.be