Hoeveel leden is ideaal?

Groepsgrootte in informele spaargroepen - Hoeveel leden is ideaal? En wat kunnen andere coöperaties daarvan leren?

Informele spaargroepen garanderen toegang tot financiële dienstverlening voor meer dan een miljoen huishoudens wereldwijd. Ondanks operationele uniformiteit is er een grote variatie in het aantal groepsleden. Is dit verschil relevant voor de financiële prestaties?

Waarom kijken naar groepsgrootte?

Informele spaargroepen zijn coöperaties die bestaan uit kleine groepen in lokale gemeenschappen. Meer info over dergelijke vorm van ‘coöperatieve dienstverlening’ vind je op de website van BRS, een vzw die huist binnen Cera en werkt rond coöperatieve microfinanciering en - verzekering. Ze komen samen op wekelijkse basis en voeren financiële transacties uit onder elkaar. De leden voorzien de middelen en ontvangen tevens de voordelen van het lidmaatschap. Dit gaat hoofdzakelijk over toegang tot spaar-en leeninstrumenten. Dergelijke groepsfinanciering wordt gekoppeld aan een aantal belangrijke voordelen. De sterke lokale verankering moet de samenwerking onder leden bevorderen (Karlan, 2007; Wydick, 1999). Daarnaast zorgen de transparantie van het model en sociale sancties dat leden steeds handelen in het belang van de groep (Mukherjee & Battacharya, 2014). Onderzoek stelt evenwel dat de groepsgrootte een belangrijke factor is wat betreft de efficiëntie alsook de financiële prestatie van de groep.

Enerzijds worden grotere groepen geassocieerd met een betere risicospreiding. Naarmate er meer groepsleden zijn, wordt de relatieve impact van een lid in gebreke op de andere leden kleiner. Anderzijds worden grotere groepen vaker gelinkt aan toenemende problemen inzake management. Dit door de minder sterke sociale verbanden of toegenomen complexiteit voor screening en toezicht. Vanuit deze argumenten lijkt een “gemiddelde” groepsgrootte gunstiger dan een van de twee uitersten. Ons onderzoek gaat hier dieper op in en analyseert de relatie tussen de groepsgrootte en de financiële efficiëntie van de groepen. We bekijken ook de “optimale” groepsgrootte, namelijk deze die de financiële efficiëntie van de groepen maximaliseert.

Enkele opvallende bevindingen

Op basis van een globale dataset omtrent informele spaargroepen zien we dat de groepsgrootte varieert van 3 leden tot maar liefst 96 leden. De gemiddelde grootte bedraagt evenwel zo’n 22 leden. Onze resultaten tonen aan dat hoewel initieel ieder bijkomend lid een gunstig effect heeft op de financiële prestatie, dit vanaf een bepaalde groepsgrootte niet langer het geval is. Grotere groepen vertonen wel een sterkere spaardiscipline. Wat betreft leningen zien we dat er gemiddeld genomen minder leden met openstaande leningen zijn naarmate groepen groter worden. Dit zorgt onvermijdelijk voor een daling aan interestbetalingen, wat eveneens nefast is voor de financiële prestatie. Als “optimale groepsgrootte” vinden we 24 groepsleden. Dit wordt het best gezien als dynamisch optimum dat kan aangepast worden in functie van de specifieke situatie in de groep.

Aanbevelingen

  • Om winst te realiseren binnen de groep is een gemiddelde groepsgrootte wenselijk. Evenwel, de sterkere spaardiscipline in grotere groepen toont dat het geen zwart-wit verhaal is. Bij het samenstellen van de groepen dient dus steeds vertrokken te worden vanuit de noden van de leden.
  • De winstgevendheid van de groepen is een belangrijke motivatiefactor. Evenwel capteert het niet de sociale functie van de spaargroep. Het vastleggen van duidelijke doelstellingen (sociaal en financieel) is cruciaal in het proces van groepsformatie.
  • Om de toegenomen complexiteit geassocieerd met grotere groepen het hoofd te bieden is het belangrijk dat de principes van democratisch eigenaarschap worden nageleefd. Afhankelijk van de ‘checks & balances’ die de groep hanteert kan de groepsgrootte aangepast worden naar grotere of kleinere groepen.

Bron: Emma Bossuyt, doctoraal-studente verbonden aan het Kenniscentrum Coöperatief Ondernemen (Cera, Boerenbond en KU Leuven), 24/11/2022