Met het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) wordt de coöperatieve vennootschap (CV) voorbehouden voor ‘echte coöperaties’ of ‘ondernemingen die worden uitgebaat volgens het coöperatieve gedachtegoed.’ Over wat dat precies betekent, heersen veel onduidelijkheden en zelfs foute interpretaties.
In deze bijdrage verhelderen we wat het coöperatieve ondernemingsmodel inhoudt, zowel economisch als juridisch. We bekijken ook de belangrijke bepalingen van de CV in het WVV.
Ondanks dat het een specifiek en uniek model is, is het vooral ook een heel divers model. Een model dat ook niet statisch is, maar zich telkens opnieuw heruitvindt en nieuwe toepassingen kent in nieuwe maatschappelijke en economische contexten, mede door de vier types coöperaties.
Een model dat zijn rol en waarde zal blijven vervullen. Ook in de bijzondere en uitdagende tijden die voor ons liggen. De meerwaarde die ze realiseren moet ondersteund worden door een faciliterend, doch niet inmengend (overheids)beleid. Een rechtsvorm is daarbij onontbeerlijk: een bewuste keuze voor de CV om het coöperatieve model in de verf te zetten.
Dit artikel werd geschreven door Jean-Marc Gollier (UCLouvain & Eubelius), Hannes Hollebecq (Cera), Lieve Jacobs (Cera) en Simon Flament (Eubelius). Het is een bijdrage aan het nummer “Sociale ondernemingen : gradaties, variaties en capita selecta” van het Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap - Revue pratique des sociétés (TRV-RPS nr. 2020/7, pp. 899-921) dat verscheen op 15 november 2020. Het Tijdschrift voor Rechtspersoon en Vennootschap - Revue pratique des sociétés (TRV-RPS) is een tweetalig juridisch vaktijdschrift dat specifiek informeert over rechtsleer en rechtspraak in het rechtspersonen- en vennootschapsrecht.
Heb je nog vragen over coöperatief ondernemen en/of de coöperatieve vennootschap? Contacteer ons: infocoop@cera.coop